Ook morgen schijnt de zon.

De laatste grote horde is genomen, zegt mijn handboek.

Het eten was in de privé Alberge fantastisch. Vooraf een bord ham en daarna, voor de verandering 2 forellen met friet. Ja wel, ik aan de vis. Niet mijn favoriete eten maar je moet ook eens wat anders proberen. Er was niks mis mee maar ik kan er voorlopig weer tegen. Daarna mijn eigen slaapkamer maar eens opgezocht. Eigen toilet en badkamer en ook mooi, geen oordopjes! Geslapen als een roos maar om 5 uur toch al weer wakker. Gisteravond heb ik nog geprobeerd wat foto's van mijn telefoon over te zetten naar mijn tablet. Met bleu tooth moet dat mogelijk zijn maar het lukte mij in ieder geval niet, gisteravond. En omdat ik toch niet meer kon slapen en er over na bleef denken ben ik maar uit bed gegaan en heb een nieuwe poging gewaagd. En na een kwartiertje had ik het wonderwel voor elkaar. Vandaar dat er nu dus 2 foto's bij die van gisteren staan die eigenlijk op een andere dag horen. Ik verander dat nog wel. Om half zeven ben ik maar op pad gegaan. Het weer ziet er als ik buiten kom niet echt geweldig uit. De weg en stoelen voor de alberge zijn nog nat van de regen en ik wil niks riskeren. Mijn poncho haal ik dus maar weer tevoorschijn en wordt zodanig op mijn rugzak klaar gelegd dat ik hem in geval van nood zo over mijn hoofd kan trekken. Je leert wat op zo'n tocht. In de verre omgeving nog geen kip of pelgrim te zien. Het vervolg van de route is hetzelfde als gisteren, de rijweg en het riviertje volgen richting Vega de Valcarce. Er kan weinig fout gaan. Er volgt opnieuw een gigantisch viaduct van de boven het dal liggende snelweg. De route takt zich even voorbij Ruitelán van de rijweg af en volgt vanaf daar wat binnendoor paden via kleine dorpjes die eigenlijk niet meer zijn dan een paar huizen. Stilaan komt er toch wat meer beweging in de wereld. Mijn handboek schrijft dat het nu serieus gaat worden maar mij krijg je niet gek! Het gaat inderdaad wat omhoog maar om daar nou zo'n stampij over te maken, het is de praat niet waard, denk ik. Het blijft wat steviger klimmen en op een gegeven moment maakt het pad een bocht. Eigenlijk de verkeerde kant op denk ik nog in mijn onschuld. Maar het waarom wordt snel duidelijk. De weg stijgt stevig. Zeg maar gerust, érg stevig. En het slingert linksom en rechtsom. In totaal een klim van een goeie 250 meter. Het lijkt niet veel maar met mijn bepakking moet ik toch een keer rust nemen. Het handboek en de ervaren pelgrims hebben me terecht gewaarschuwd. Mijn kop en mijn rug zijn binnen de kortste keren zeiknat en door mijn bril zie ik ook niets meer. Uiteindelijk bereik ik La Faba, het dorpje boven aan deze klim. De eerste de beste bar wordt opgezocht want ik moet nog ontbijten, maar nog meer, even bijkomen. Het bekende ontbijtje werk ik naar binnen en na een klein half uurtje kan ik weer op pad. Andere pelgrims hadden het iedere keer over O Cebreiro en dat moet nog komen. Er komt dus nog meer, verwacht ik. De route is goed aangegeven. Om de een of andere reden loop ik toch weer iedereen voorbij. De weg blijft klimmen, soms wat stijl, dan weer wat minder, maar klimmen zul je. Uiteindelijk bereik ik de voorlopige top en mijn inspanning wordt beloond. Een gigantisch uitzicht over het omliggende landschap. Zonder meer indrukwekkend! Oostenrijk? Enigzins vergelijkbaar maar toch ook weer anders. Het landschap is meer kort glooiiend, er zijn geen echte echte valleien, de ene berg volgt de andere op. Maar er komt meer. De weg naar O Cebeiro is nog niet afgelegd. In totaal moet ik een kleine 400 meter omhoog. 1306 m geeft mijn handboek aan. Er zit dus zoals gewoonlijk dus maar een ding op, de ene voet voor de andere zetten en genieten van het uitzicht. Op mijn tocht naar boven kom ik op het punt dat ik de provincie León verlaat en de provincie Galicia in loop, klim, eigenlijk. Om 10 uur is het dan eindelijk zover, ik bereik O Cobreiro. O Cebreiro is een als monument beschermd dorpje en is een van de oudste pelgrimsvoorzieningen op de route. Het stamt al uit de 9e eeuw. Hier zijn nog de karakteristieke pallozas te zien, oude woningen van Keltische oorsprong. Ze zijn ovaal en hebben een groot rieten dak. Het dorpje is erg mooi en je waant je ver terug in de tijd. Het dorpje is ook per auto bereikbaar en er zijn dus ook enkele toeristen. Verder is het redelijk rustig. Nadat ik het kerkje en de huizen heb bekeken wordt het weer tijd voor een korte pauze. Op zoek naar koffie en wat fris. Als ik een alberge in loop kom ik weer een Spanjaard met koffers tegen. Er hebben pelgrims overnacht en hun spullen worden verder gebracht. Ik vraag me af of ik nou echt geen peil verstand heb maar gelukkig zijn er meer idioten met rugzak die de camino nog enigszins willen ervaren. Na mijn koffie en sapje bemachtig ik nog een stempeltje voor mijn pelgrimspas en kan weer uitgerust op weg. Vanaf O Cebreiro blijkt de route slecht aan gegeven, zegt mijn handboek. Ik kan niet anders dan Pablo's met zorg aangebrachte gele pijlen volgen en doe dat dan ook strikt. Direct buiten het dorp wijzen de pijlen een paadje in naar links, de bult op. Geen mens die het volgt en ik zie anderen de route volgen die voor de fietsers bedoelt is. Ben ik nou gek? Maar ik volg plichtsgetrouw de voor wandelaars bedoelde route, denk ik. Terwijl ik klim valt het me op dat er geen enkele voetstap meer te zien is. Ook kom ik geen enkele pijl meer tegen. Opnieuw raadpleeg ik mijn handboek voor de radeloze pelgrim. Zoals ik het lees doe ik het goed maar ik twijfel of het klopt. Maar terug gaan verrek ik. Ik kijk wel waar ik uit kom en desnoods pas ik de route wel aan. Voor mijn gevoel ga ik de juiste richting op. Ik wandel dus maar alleen verder, door een bos, geen hond, kip, pelgrim of wat dan ook te zien. Eén keer een pijltje zou toch wel plezierig zijn lijkt me. En ineens inderdaad een pijl! Ik heb dus écht wel de juiste route. De anderen snijden wat af of hebben de route niet gevonden. Uiteindelijk loop ik op dit traject 1 andere pelgrima (vr) voorbij. Bij Liñares komen de routes voor fietsers en échte pelgrims weer bij elkaar. De fietsers mogen de rijweg volgen, de lopers gaan via paden of de oude weg door een dorpje. Zo ook hier. Terwijl ik de stad van 8 inwoners, 4 honden, 22 koeien en 13 kippen in loop hoor ik een bekend geluid. De oude weg door de wereldstad is licht gebogen en je kunt er niet doorheen kijken. Het geluid is voor iedereen die ooit in Oostenrijk is geweest bekend. Een koeiebel, hoewel . . . eigenlijk meerdere. En ze komen dichterbij. Dat kan alleen maar betekenen dat er koeien op de weg lopen en ergens naar toe gebracht worden. Ik neem vlug mijn fototoestel en het blijkt te kloppen. Een mooi gezicht. Even voorbij het dorp gaat de route weer van de rijweg af en volgt een volgend pad omhoog richting San Roque. Opnieuw klimmen dus maar het valt deze keer mee. Boven aan gekomen is een bekend bronzen beeld van een pelgrim die tegen de wind in loopt. Ik vraag een fietser uit IJsland die ik al verschillende dagen tegen kom of hij een foto van me wil maken bij het beeld. Geen probleem natuurlijk. Vervolgens gaat de weg weer verder richting Alto do Poio. Het zei mij ook niks maar het blijkt een belangrijk punt in de route, volgens mijn handboek. Eén zinnetje geeft mij in ieder geval kracht. "Het gaat steil omhoog maar hiermee is ook de laatste grote horde op de route naar Santiago genomen" Nog één serieuze klim dus. Daarna bergafwaarts! Waar wacht ik nog op? Klimmen en doorstampen. Ik bereik de top en plof neer. Het handboek heeft wederom niks te veel gezegd. Mijn kop is nat, mijn benen moe. Mijn rugzak gaat af en in de bar bestel ik maar een bakkie troost en een Schweppes. Ze hebben tenminste zo'n opener van de leverancier op bar gemonteerd. Mis dus, het wordt een Fanta met limon smaak. Ook goed, als ik maar wat te drinken heb. Ik neem mijn consumpties mee naar buiten want het zonnetje schijnt ondertussen ook. Een Nederlandse jongen uit de bar volgt me om wat te kletsen. Terwijl we aan een tafeltje zitten en ik mijn plan voor vandaag wil trekken komt er ook een oude boer naast me staan. Hij heeft mijn handboek gezien. Met wat handgebaren en gebrabbel maakt hij duidelijk dat hij een BSer is. "Een wat?" hoor ik u denken. Een BSer, een Bekende Spanjaard dus. Hij staat in het boek. En verdomd, inderdaad, bladzijde 160, een foto van een boer met koe en het onderschrift "Galicische boer" Het is 'm! Daar moet ik mee op de foto! Mijn landgenoot neemt de foto als bewijsmateriaal en ik doe dit natuurlijk voor hem. En dat is nog niet alles, hij kent ook wat Nederlands. Nee, geen Johan Kroef of zoiets maar echt Nederlands. "Raalte, Oss, Dankuwel" en nog wat andere woorden waar hij apetrots op is en in mijn ogen ook gerust mag zijn. Het is de eerste Spanjaard die ik mee maak die ook maar iets Nederlands kent. Hij blijkt in de 70er jaren een paar jaar in Nederland gewerkt te hebben, vandaar. Na mijn rustpauze ga ik weer op weg. De jongen niet. Hij heeft niet zo'n sterke spieren zegt ie en wil zijn knieën niet overbelasten. Hij neemt dus een taxi. Mijn handboek geeft echter aan dat het een goede weg wordt en alleen bult af. Wat kan daar nou moeilijk aan zijn? Nou . . . , het kan natuurlijk ook nog 2,5 uur bergafwaarts gaan. En redelijk steil. Er is geen rustpunt te vinden, geen enkel stukje vlakke weg, er komt geen einde aan! Maar de omgeving maakt veel goed. Het is prachtig !!! en het is de hele weg genieten van de omgeving. Mijn stokken helpen me met afdalen. Volgens mijn planning moet ik nog een dorpje (Fonfria) doorkomen waar ik nog kan stoppen en eventueel kan overnachten. Ik heb het alleen nooit gezien en als ik mijn navigatie raadpleeg blijk in verder dan verwacht. Nog een goeie 4 kilometer en ik ben op mijn eigenlijke eindbestemming, Triacastela. Het is niet anders en ik maak mijn tocht snel af. Op zoek naar een bed en eten. De eerste alberge is al vol. Gelukkig is het een redelijk dorp maar ook de tweede is vol net als de derde en vierde. Dat gaat lekker. Gisteren sliep ik nog alleen. Maar uiteindelijk vind ik nog een plekkie. Op mijn hakken gevolgd door 2 Spaans sprekende jongens en ook dan zit deze alberge vol. Het is dan 3 uur. We krijgen ons bed aangewezen en gaan maar eens even op het dakterras zitten. Eerst de voetjes omhoog! Een van de jongens blijkt een Nederlander met een Spaanse moeder, vandaar zijn vloeiende Spaans. We kletsen wat en een Nederlandse dame die al op het dakterras lag te "zonnen" mengt zich in het gesprek. Ze vertelt over alle ongemakken die ze al heeft meegemaakt. Overvolle douches, niet genoeg warm water, schoenen gestolen, het onrecht van de reserverende Italianen (zegt zij) die onze slaapplaatsen innemen, kou etc. etc. Het zijn maar enkele van de ontberingen die ze al heeft moeten mee maken. Waarschijnlijk heeft ze een barre tocht achter de rug. "Heb je ook nog iets positiefs meegemaakt?" vraagt de Spaans sprekende jongen, in het Nederlands dus. Ik schiet in de lach, wat een pracht opmerking. Maar ze blijkt gelukkig niet alleen negatieve ervaringen te hebben. Na een half uurtje maak ik eerst mijn slaapplekkie maar in orde, ga douchen en kan mijn verhaal in de bar tegenover de Alberge schrijven. Vanavond opnieuw Spaans voetbal op TV, ik kruip er maar op tijd in. En wat mijn planning betreft; vandaag 40 kilometer gehad en donderdag loop ik Santiago de Compostella binnen. ¡buen camino!

Reacties

{{ reactie.poster_name }}

Reageer

Laat een reactie achter!

De volgende fout is opgetreden
  • {{ error }}
{{ reactieForm.errorMessage }}
Je reactie is opgeslagen!